(2016)
Op Een zelfportret in liedjes legde ik acht Nederlandstalige liedjes vast. Ze werden opgenomen met behulp van mijn neef Berend van Deelen (piano, basgitaar, zang) en met Marijn Caniëls (drums, percussie, lay-out).
Te koop in de webshop.
Sjoelen
Voor mijn werk in Amsterdam organiseerde ik enkele jaren geleden een workshop schilderen voor vader en kind. Of ik zelf ook mee wilde doen. Omdat ik geen vader ben, besloot ik mezelf als kind te schilderen (zie Zelfportret als kind op de achterkant van de hoes). De herinnering die mij daarbij als eerste te binnen
schoot, was dat ik met mijn broers aan het sjoelen was in ons ouderlijk huis. Bloedfanatiek waren we. Het maken van dit zelfportret gaf me hetzelfde gevoel als het vastleggen van liedjes die van enorme betekenis voor me zijn. Die me plezier, troost en energie geven. En die ik daarom graag wilde vastleggen.
Goede voornemens…
Tweede Kerstdag 2013. Zoals ieder jaar gebruikelijk, kwamen we met broers, schoonzussen, nichtjes en neef bij elkaar voor een gezamenlijk etentje. Wachtend op de volgende gang kwam het onderwerp ‘goede voornemens’ aan de orde. Ik vertelde Berend, de zoon van mijn broer Eric, dat ik in het nieuwe jaar een aantal liedjes eens op een goede manier wilde gaan opnemen. Hij reageerde meteen enthousiast dat hij dat best zou willen doen. En dat hij dan ook wel een aantal instrumenten, zoals basgitaar en piano, erbij zou kunnen inspelen. Ik was dolblij dat hij zijn muzikale talent voor mij wilde aanwenden. De zaak was beklonken.
Het is geen snel (wel plezierig) proces gebleken,
maar er zat ook geen tijdsdruk op. We spraken af als het ons beiden goed uitkwam. In de studentenkamer van Berend in Nijmegen (de eerste keer nog in Beuningen) werd één en ander aan de computer toevertrouwd.
Voor het ritmische gedeelte deed Berend een beroep op zijn bandmaat Marijn Caniëls. Die vervolgens aanbood om het grafische deel op zich te nemen. Het resultaat ligt er nu. Een samenwerking tussen twee generaties, die een passie voor muziek delen. Over de grenzen van genres heen is er iets bijzonders tot stand gekomen. Ik hoop van harte dat u, luisteraar, dat kunt beamen.
Muziek

1. De bende van de bruine kroeg
(Ernst van Altena/Ronnie Potsdammer)
De naam Ronnie Potsdammer (1922 – 1994) kwam ik voor het eerst tegen in de in 2003 verschenen biografie van folkicoon Cobi Schreijer. Ik ging op zoek naar muziek van hem, en het kostte behoorlijk wat moeite geluidsmateriaal te vinden. Maar het geduld werd beloond en ik raakte geïntrigeerd door ’s mans liedjes. Dit nummer heeft hij zelf nooit uitgebracht. Het is te vinden op de in 1974 uitgebrachte lp Kwartetten van de Vlaamse zangeres Della Bossiers. En tevens op de enige lp die Ernst van Altena ooit heeft gemaakt. Voor New Folk Sounds schreef ik een uitbreid artikel over Ronnie Potsdammer, wat een enthousiaste reactie opleverde van zijn weduwe. Het stuk is nog steeds online te vinden.
2. Verandering
(Phil Ochs, Nederlandse tekst Hans van Deelen)
Beter laat dan nooit. Pas zo’n 25 jaar nadat de Amerikaanse ’topical singer’ Phil Ochs (1940 – 1976) overleed, leerde ik zijn muziek kennen. Treffende teksten op rijke melodieën. Ik wilde graag Nederlandse vertalingen van hem zingen, maar kwam er na enig speurwerk achter dat er niet meer was dan het door Ernst van Altena vertaalde en door Corry Brokken gezongen Op het geluk na (There but for fortune) en het door Cobi Schreijer vertaalde Veranderingen (Changes). Cobi’s vertaling sprak me echter niet zo aan, en aangemoedigd door Anna-Karina besloot ik zelf een poging te wagen.
3. Café zonder naam
(Wannes van de Velde)
De grote man van het Vlaamse volkslied, muzikaal hoeder van heden en verleden (1937 – 2008). Die verdient natuurlijk ook een eerbetoon. Café zonder naam heeft een surrealistische tekst, die desondanks dicht bij de grond blijft. Toch is mijn relatie met Wannes niet zonder smet, want ooit tijdens een optreden van hem in (toen nog mijn woonplaats) Roosendaal, vroeg ik hem ietwat geïrriteerd of hij – na een aantal onschuldige liedjes – niet ‘wat politieks’ kon spelen. Het resulteerde erin dat hij besloot die avond geen toegift te geven.
4. Dans om de bom
(Cornelis Vreeswijk, derde couplet Hans van Deelen)
De liederen van Cornelis Vreeswijk (1937 – 1987) blijven me enorm aanspreken. Ik speel ze ook erg graag zelf. Toen ik Dans om de bom een keer speelde voor Anna-Karina, zei ze na afloop van het nummer dat het jammer was dat het zo kort duurde. Kon ik er niet een couplet bij maken? Een uitdaging, maar gewoon aan de slag gegaan. Ik ben niet ontevreden…
Het nummer Dans om de bom heeft ook een videoclip gekregen. Althans, het is een stilstaand beeld met de tekst van het lied, die je kunt volgen of meezingen. Inclusief het nieuw geschreven derde couplet!
5. Helena
(Hugo Raspoet)
In de uitverkoopbak van platenwinkel Bilbo in Brugge (ondertussen opgedoekt) vond ik voor € 1,00 een cd van de mij tot dan toe onbekende zanger/gitarist Hugo Raspoet. Als ik ooit een geslaagde blinde aankoop heb gedaan, dan is het deze wel. Eén van de pioniers van de Vlaamse kleinkunst en wat mij betreft de meest vooraanstaande. Helena heeft een plaats gekregen in de ‘Eregalerij van de Vlaamse klassiekers’. Maar in Nederland is het tot op heden een tamelijk onbekend lied.
6. Blank, zwart, of tussenin
(Big Bill Broonzy | Jaap van de Merwe, bewerking Hans van Deelen)
In het begin van mijn muzikale leven probeerde ik zoveel mogelijk muzikale invloeden op te zuigen. Voor een dosis blues zorgde Toon van Dodewaard, alias McAnthony. Via hem leerde ik Big Bill Broonzy kennen, voor mij de perfecte brug tussen folk en blues. Het nummer van Broonzy dat Toon steevast op het repertoire had staan was Black, brown & white. Ik leende het graag van hem. Pas veel later ontdekte ik dat Jaap van der Merwe voor zijn radioprogramma ’t Oproer kraait een vertaling ervan had gemaakt. Omdat sommige woorden wat gedateerd klonken, heb ik de tekst hier en daar wat aangepast.
7. Kleine ballade der zuiderzeevissers
(Ab Visser, muziek Hans van Deelen)
Het is raar, ik ben tenslotte geboren op ‘het zand’, maar water en zee spreken me in liedteksten enorm aan. Nadat ik eerder het lied Stormwind op zee had geschreven voor mijn toenmalige folkgroep Windvlaag, besloot ik muziek te maken bij een gedicht van Ab Visser, dat ik in een bundeltje was tegengekomen. Het gaat over de Zuiderzee, vlak voordat de Afsluitdijk geopend zou worden. De opname van Windvlaag van het nummer heeft me nooit helemaal bevredigd. Vandaar deze reprise.
8. Ierse ballade
(Tom Lehrer, Nederlandse tekst: Hans van Deelen)
Hier kwamen twee wegen samen. Op internet circuleerde een vage opname van Cornelis Vreeswijk, waarop hij het nooit op plaat verschenen nummer Het was een heel lugubere griet ten gehore bracht. Dat bleek oorspronkelijk van de Amerikaanse satirische zanger/pianist Tom Lehrer te zijn. En laat nou Ronnie Potsdammer in 1966 een lp hebben gemaakt met twaalf vertalingen van Lehrer. Maar een interpretatie van The Irish ballad was daar niet bij. Ontevreden met de Vreeswijk-uitvoering en gesterkt door het Potsdammer-initiatief, ging ik aan de slag met pen en papier.
Liedteksten
Ja, je kunt ze uitklappen…
1. De bende van de bruine kroeg
(Ernst van Altena/Ronnie Potsdammer)
We waren met ons tienen jonger dan twee eeuwen
en we noemden ons ‘de bende van de bruine kroeg’.
We bleven plakken tot het onderdrukte geeuwen,
want kinderbedtijd kwam voor ons pas ’s morgens vroeg.
Totdat de eerste brommers naar het bouwvak bromden
bleven wij discussiërend trouw op onze post.
Tot ook de laatste vriendenstem van slaap verstomde
en dan was elk probleem ter wereld opgelost…
De brouwer had zijn bier speciaal voor ons gebrouwen.
En de vriendinnen gingen vlot van vriend tot vriend.
Soms nam er een ’n baan aan omdat hij moest trouwen,
die had zijn tijd bij onze bende uitgediend…
Maar dat was bijzaak, al dat amoureus toerisme.
Soms eist het lijf zijn tol, maar ’t gaat toch om ’t verstand.
En zo vernietigden wij pratend ieder ‘isme’
en leefden vrolijk met de koppen in het zand!
We waren krekels en we hoonden alle mieren,
Want een gitaar was goed, een telmachine verkeerd.
Maar toen ons wereldbeeld ging tochten door z’n kleren,
werd onze club door de praktijk gedecimeerd:
Opeens ontwaakte tegelijk in alle vrouwen
een nu-of-nooit-gevoel, een warme nesteldrang.
Dan kun je praten over trouwen of nooit trouwen,
maar in de Hof van Eden siste weer de slang.
Zo heeft de bende nu zo’n twintig junioren,
die taterend scharrelen rond de tafels van ’t terras
Door hun geschreeuw kun je je eigen stem niet horen.
Maar wie zegt dat wat je zei belangrijk was?
Want als je kinderen hebt in plaats van argumenten,
verruil je graag principes voor een kinderlach…
Je wist het zo verschrikkelijk zeker in de lente.
Gelukkig dat je in de zomer twijfelen mag!
2. Verandering
(Phil Ochs/Hans van Deelen)
Vlei je maar neer, kom een beetje dichterbij,
ga in mijn droomwereld mee.
Neem mijn woorden in je op,
verlies je in de beelden die ik schets van verandering.
Groene zomerblaadjes verkleuren in de herfst
naar rood, donkerbruin, okergeel.
En dan vallen ze neer,
gevangen in de kringloop telkens weer van verandering.
Ik denk net als jij graag aan vroeger dagen terug,
herinneringen geven gouden glans.
Maar vasthouden aan toen
is de vijand van ‘t verlangen dat er groeit naar verandering.
Het magische licht maakt het duister prachtig mooi,
weg is de angst voor de nacht.
Tot een nieuwe dag aanbreekt
en de morgendauw weer nieuwe kansen biedt voor verandering.
Passie verdwijnt, ook al willen we dat niet,
het vuur dat vanzelf in ons dooft.
Als bladeren in de wind,
zo voeren we zacht mee op de stroom van verandering.
Tranen zullen vloeien, maar dat stellen we nog uit.
We heffen een glas rode wijn.
Dan omhelzen we elkaar,
nemen afscheid bij het eindeloze pad van verandering.
3. Café zonder naam
(Wannes van de Velde)
‘k Wil vertellen en historie van een kroeg onelegant.
In een stad stil en verloren, in een regenachtig land.
Tussen lege magazijnen met een reuk van verzuurde wijnen.
Tussen muren van beton, achter vensters zonder zon.
’t Zijn altijd dezelfde gasten, die daar zaten jarenlang.
Die er zopen en er brasten, samen gingen hunne gang.
Die op lang vergeten gronden, nog een kroeg hadden gevonden.
Klein en arm, maar elegant, in een regenachtig land.
Ze versleten er hun dagen, ze verdoogden hunne tijd.
Genen ene stelde vragen, genen ene voelde spijt.
En ze gingen mediteren over sterven of creperen.
Dat cafeeke zonder naam was het eind van hun bestaan.
Maar een zeeman oud van jaren kwam eens binnen met de wind.
Om wat moed te gaan vergaren bij een borrel en een pint.
En hij las er de gedachten, de verveling van lege nachten,
in het uitgestorven oog van de mensen aan de toog.
Schei toch uit met u te plagen, ga toch mee met heel die ploeg.
Onder zeil, een van deez’ dagen, op mijn schip is plaats genoeg.
En het is zover gekomen, dat ‘m allemaal heeft meegenomen.
Het cafeeke zonder naam is verlaten blijven staan.
‘k Ben de weg allang vergeten naar dat regenachtig land.
Naar die stad, stil en verlaten, in die kroeg, onelegant.
Ik heb gezocht tussen magazijnen, met een reuk van verzuurde wijnen.
Maar ’t cafeeke zonder naam schijnt voorgoed te zijn vergaan.
4. Dans om de bom
(Cornelis Vreeswijk/3e couplet: Hans van Deelen)
Nathalia, kom, maak een dans om de bom,
doe een doek om de harde feiten.
Wat je nu ziet, dat herkende je niet,
maar dat zal je eenmaal spijten.
Nathalia, kijk, in de krant staat een lijk,
maar die foto maakt jou niet treurig.
Wat zeg je ervan, is ’t een vrouw of een man,
was ie goed, was ie slecht of keurig?
Maar we dansen maar door met mijn mond aan jouw oor
en mijn neus in je lange haren.
Je mond is zo zacht, het is nacht, het is nacht,
en de oorlog duurt jaren en jaren.
Nathalia, kom, maak een dans om de bom,
je bent vrolijk en danst al uren.
‘k Denk dat jij ’t wel weet, maar bewust weer vergeet,
dat de oorlog soms lang kan duren.
Er klinkt nieuwe muziek, maar de wereld is ziek,
en de waarheid die loopt op krukken.
Enkele reis naar de hel, maar dat weten we wel
en dat mag ‘m de pret niet drukken.
Maar ik dans al weer door…
Nathalia, kom, maak een dans om de bom,
je begint al vermoeid te raken.
Elke kwalijke geur, hou je buiten de deur,
maar dat zijn jouw eigen zaken.
Nathalia, je weet, de wereld is wreed,
Er valt nauwelijks aan te ontkomen.
Met de deur op een kier, dans je vol zwier
naar vergetelheid van mooie dromen.
5. Helena
(Hugo Raspoet)
Helena, als ik je zo voor mij zie staan, dan weet ik dat ik weg moet gaan.
Ik ben al veel te lang gebleven.
Wij hadden allebei gedacht, het komt vanzelf wel als je wacht.
Wat je vraagt kan ik niet geven.
Hier sta ik als een stuk idioot mezelf moed in te spreken.
De woorden blijven steken, m’n handen wegen zwaar als lood.
En ‘k weet niet eens meer wat ik zeggen wou.
Want ’t is zo goed, Helena, Bij jou Helena, bij jou.
Helena, ik heb nog zo m’n best gedaan, om niet m’n eigen weg te gaan
en om jou tegemoet te komen.
Het heeft wel niet erg lang geduurd, de dromen die ik had weggestuurd
hebben me weer meegenomen.
Ik speelde in die korte tijd dat we tezamen waren
m’n laatste wilde haren en al m’n goede vrienden kwijt.
En dacht al dat het eeuwig duren zou.
Het was zo goed, Helena, bij jou Helena, bij jou.
Helena, Komedie spelen heeft geen zin, we wisten het van in ’t begin.
Het duurde langer dan we dachten.
En als ik eindelijk weg zal zijn, dan zul je huilen van de pijn.
Jij zult op me blijven wachten.
Maar dan komt er een andere man en die zal jou verwennen.
Hij zal je leren kennen, je geven al wat ik niet kan.
En eindelijk zul je hebben wat je wou.
En dat is goed, Helena, voor jou Helena, voor jou.
Helena, Ik speel nu wel de harde maar ik voel me leeg, ik weet niet waar
de man van vroeger is gebleven.
Ik voel wel dat het zinloos is, omdat ik het vertrouwen mis
om met mezelf alleen te leven.
Het spijt me wel, ik doe je pijn, je komt het wel te boven.
Al kun je ’t niet geloven, je zult me gauw vergeten zijn,
vergeten bij de man die leeft voor jou.
Alleen voor jou, Helena, voor jou Helena, voor jou.
Helena, als ik je zo voor mij zie staan, dan weet ik dat ik weg moet gaan.
Ik ben al veel te lang gebleven.
Misschien heb jij teveel verwacht, misschien heb ik te lang gewacht.
Wat je vraagt kan ik niet geven.
Morgenochtend zal ik dan mijn spullen samen rapen.
Terwijl jij ligt te slapen, ik zal zo stil zijn als ik kan.
Er is zoveel nog dat ik zeggen wou.
Alleen nog dit, Helena, ’t was goed, Helena, bij jou.
6. Blank, zwart of tussenin
(Big Bill Broonzy/Jaap van de Merwe)
Je moet me eens vertellen, man, wat maakt het nou uit?
Maar als je hier wilt leven en werken, kijken z’eerst naar de kleur van je huid:
Blank van vel, alles wel. Een beetje kleur, nooit gezeur.
Maar ben je zwart, oh jongen, je staat apart, glashard.
Ik zat in een cafeetje laatst, met een blanke vriend.
Hij kreeg keurig wat hij bestelde, maar ik werd niet bediend.
Blank van vel, alles wel. Een donkere tint, welgezind.
Maar zwart van kleur, oh jongen, daar is de deur, terreur.
Ik ging me melden voor een baan, ik stond in de rij.
Iedereen werd opgeroepen, maar wie sloegen ze over? Mij!
Blank van vel, alles wel. Een beetje kleur, nooit gezeur.
Maar zwart van huid, oh jongen, je hebt het verbruid, eruit.
Ik had een keer een klusje samen met een andere vent.
Elke keer als hij een euro verdiende, kreeg ik maar vijftig cent.
Blank van vel, alles wel. Een beetje kleur, geen gezeur.
Maar ben je zwart, oh jongen, je staat apart, glashard.
Daar is de deur, terreur.
Je hebt het verbruid, eruit.
7. Kleine ballade der Zuiderzeevissers
(Ab Visser/Hans van Deelen)
De zee wordt tot een doodstil meer,
de blauwe einder tot een ring:
beklemmend als een stalen veer
en elke pier een onnut ding.
‘t Basalt breekt niet meer stuk de slag
der golven en het vlaggend wier
bijt zich vergeefs in kortere slag
met de tentakels van een dier
De vlucht der meeuwen wordt te breed,
ze zwerven verder van de ka.
En elke visser zucht en weet
en ziet ze peinzend na.
Nog varen botters dagelijks uit,
maar vroeger keren zij weerom.
Geen jongmaat die meer zingt of fluit.
Hij kent zijn leed, maar draagt het stom.
Hoe menig botter brak in twee
door slag- en stortzee overspoeld.
Nu ligt er menig op de ree,
verrot en losgewoeld.
De zee wordt tot een doodstil meer,
als ‘t hart van menig visserman,
beklemmend als een stalen veer,
geen landrot weet daarvan.
8. Ierse ballade
(Tom Lehrer/Hans van Deelen)
Al over een deerne gaat dit gezang,
rikketitikketitin.
Al over een deerne gaat dit gezang.
Ze joeg haar hele familie op stang.
Ze maakt hen niet alleen vreselijk bang,
maar joeg ze ook over de kling, kling,
maar joeg ze ook over de kling.
Dan, op een dag, een fraaie streek,
rikketitikketitin.
Dan op een dag een fraaie streek,
verdronk ze haar vader in een beek.
‘t Water smaakte vies die week,
wat ze weg moesten spoelen met gin, gin,
wat ze weg moesten spoelen met gin.
Haar moeder kon ze niet uitstaan,
rikketitikketitin.
Haar moeder kon ze niet uitstaan,
dus heeft ze vergif in haar soep gedaan.
Met de lepel nog vast is ze heen gegaan.
Druppels liepen over haar kin, kin,
druppels liepen nog over haar kin.
Ze stak haar zusje’s haar in brand,
rikketitikketitin.
Ze stak haar zusje’s haar in brand.
De vlammen gaven haar geen kans.
Ze maakte een wilde kampvuurdans,
zo had ze het naar haar zin, zin,
zo had ze het naar haar zin.
Op een dag dat ze niets bijzonder dee,
rikketitikketitin.
Op een dag dat ze niets bijzonders dee
sneed ze haar kleine broertje in twee.
en diende hem op als avonddiner
aan een heel armoedig gezin, gezin,
aan een heel armoedig gezin.
En toen door de politie werd aangebeld,
rikketitikketitin,
en toen door de politie werd aangebeld
heeft ze hen eerlijk alles verteld.
Op waarheid was ze zeer gesteld.
Iets verzwijgen was haar te min, min,
iets verzwijgen was haar te min.
Dit is het eind van mijn tragische zang,
rikketitikketitin.
Dit is het eind van mijn tragische zang.
Vond je mijn liedje veel te lang?
Je eigen schuld toch, ben ik bang…
Had het mij maar gezegd in ’t begin, begin,
had het mij maar gezegd in ’t begin.
Recensies
In de Amsterdamse Folkagenda (Stichting Mokum Folk) verscheen een recensie van Een zelfportret in liedjes van de hand van Joop Wieringa, een lijvig stuk!

Dichtbij huis
Al vroeg in mijn jongensleven werd ik gefascineerd door de vervreemdende wereldmuziekjes. Bij mijn ouders werden veel 78-toeren platen gedraaid toen ik een peutertje was. Veel klassiek natuurlijk maar ook een zo’n bakelieten schijf van de Sakapara’s (Surinaamse woord voor slangen). Die muziek is behoorlijk bij mij binnengekomen, want nu nog weet ik dat ze die plaat hadden en nu nog kan ik de melodie van kant 1 (‘St.Helena’) met, toen gehoorde, woorden zingen. Alleen weet ik niet wát ik zing en of de woorden goed zijn in mijn geheugen. Zou hier nog een opname van bestaan, dan zou ik die graag willen horen. Internet heeft mij niet kunnen helpen. Als tiener hoorde ik een Slavische melodietje op de radio en werd ik door een ‘NIVON’-vriendinnetje ingewijd in de folkloristische dansmuziek. Als danser stond de dans altijd ten dienste van de muziek bij mij. De buitenlandse volksmuziek stond altijd nr.1 en werd een centraal thema in mijn leven.
En nu geniet ik intens van allerlei soorten volksmuziek en folk uit grote delen van de wereld. En in deze schrijfsels deel ik mijn enthousiasme met u, de lezer. Als muzikant bij mijn folkmuziekgroep Habbekraç destijds was ik ook blij dat we een breder repertoire hadden dan alleen Balkanmuziek, waar het ooit mee was begonnen in die band. Ook bij mijn huidige groep ’t Gevolg is de diversiteit een belangrijke troef. Celtic, Cajun, Canadees, Frans, Scandinavisch, Vlaams, Texmex ,Americana, Baskisch en zelfs Nederlandse folk brengt mijn huidige groep met veel succes op allerlei podia. Gaandeweg ben ik ook wel een beetje van onze eigen vaderlandse folk gaan houden en van sommige kleinkunstenaars zoals Cornelis Vreeswijk, Bram Vermeulen en nog wat Nederlandstalige zangers en zangeressen ben ik zelfs erg gaan houden, al had het wat meer tijd nodig.
Binnen mijn huidige club van ’t Gevolg is vooral Hans van Deelen de creatiefste met een lange staat van dienst en een indrukwekkend muzikaal verleden. Ook op vinyl en cd heeft hij een flink aantal leuke producten afgeleverd. De laatste tijd, bij onze wekelijkse muzikale oefensessies, hield hij ons op de hoogte van de huidige muzikale ontwikkelingen naast ons Gevolg en een paar weken geleden was er de geboorte van een mooi mini-album op vinyl (en beperkt op cd, begrijp ik).
Acht Nederlandstalige liedjes gemaakt met Neef Berend van Deelen en diens muzikale partner Marijn Caniëls. Acht liedjes die Hans het meest hebben beroerd. Veelal folkliedjes, kleinkunst en gedichten waar Hans muziek bij heeft gecomponeerd, die hij heeft vertaald of tekstueel uitgebreid. Sommige artiesten die hij heeft ‘bewerkt’ ken ik ook als prima artiesten, zoals de eerder genoemde Cornelis, maar ook Phil Ochs , Wannes van de Velde en de blues-grootheid Big Bill Broonzy heeft hij vertolkt op dit nieuwe album, Een zelfportret in liedjes. Enkele namen zeggen mij weinig of ken ik wel maar niet goed genoeg. Ik vind het erg knap wat hij hier zelf bijdraagt aan teksten en vertalingen.
Het zijn duidelijk geen “ik-hou-van-jou-en-ik-blijf-je-trouw” teksten, eerder overpeinzingen met diepere betekenissen zoals in ‘Verandering’ van Phil Ochs of kleine, mooie of grappige verhalen over het leven zélf en hoe dat wordt geleefd zoals in ‘De bende van de kroeg’. Of over de kroeg zélf in ‘Café zonder naam’ van Wannes van de Velde. In ‘Dans om de bom’ hoor je echt direct dat Cornelis Vreeswijk hier aanwezig is en des te knapper is het derde couplet, uit Hans’ eigen brein ontsproten, dat naadloos past in het verhaal van Cornelis. Ook de kritische geest van Hans wordt hier prima vertegenwoordigd, via Bill Broonzy’s ‘Black, Brown, White’, hier vertaald als ‘Blank,Zwart of er tussenin’. De actualiteit van deze tekst is hier nog lang niet achterhaald. Niet hier en zéker niet in Broonzy’s Amerika. Alle liedjes zijn prachtig en afwisselend: mijmerend, ontroerend, vrolijk, of zelfs Halloween-achtig sinister. Hans vroeg mij om zijn nieuwe baby onder mijn subjectieve loep te leggen en ik beschouw dit als een eer maar ook als een lastige opdracht, want ik schrijf zelden over Nederlandstalige muziek en ook als ‘muziekmaatje’ staat hij érg dicht bij me en zie dan maar eens kritisch te zijn. Het bovenstaande over zijn boeiende teksten geeft mij dus een klein puntje van kritiek. Zijn stem en zang zijn prima; heel herkenbaar en ‘eigen’. Alleen, soms, als de melodie daalt, heb ik moeite de laatste woorden te verstaan door de begeleiding heen, die soms behoorlijk levendig is en duidelijk afleidt. Dat laatste wel in positieve zin, want: lekker afwisselend maar misschien iets te nadrukkelijk. De begeleiding klinkt niet direct ‘folk’ maar de melodieën hier en daar maken het wel weer folk. Bill Broonzy heeft een swingende, bluesy Hammond, die in de solo wel érg scherpe uithalen heeft.
Ik luister niet zo heel vaak naar Nederlandstalig, zoals eerder vermeld, maar dit album heeft zéker heel mooie momenten en zorgt voor nog meer bewondering dan dat ik al had voor om te slijmen). Ook moet ik even een opmerking maken over de mooie warm gekleurde hoes om de plaat (of plaatje). Een prima begeleidend inlegvel vertelt waarom er juist voor dit design is gekozen en waarom Hans van Deelen juist voor déze nummers heeft gekozen.
Jawel, een heel mooi product, maarrr… zo mooi dat hij voor mij nét effe te kort duurt als mini album! Het voordeel is wel weer (als rechtgeaarde óllander) dat ‘ie met 1 euro per nummer wel weer prettig geprijsd is.
Joop Wieringa
In het online folkmagazine New Folk Sounds stond een recensie van Een zelfportret in liedjes, geschreven door Joop van den Bremen. Dit is wat hij schreef in New Folk Sounds.

Het maken van zijn zelfportret gaf hem hetzelfde gevoel. Dat constateerde Hans van Deelen bij het vastleggen van de liedjes die enorm veel voor hem betekenen. De keuze viel op songs van Phil Ochs, Wannes van de Velde, Cornelis Vreeswijk, Big Bill Broonzy, Hugo Raspoet, Tom Lehrer, Ronnie Potsdammer en Ab Visser (waarvoor hijzelf de muziek componeerde).
Van Deelen vertaalde, poetste en kneedde de acht liedjes in een vorm die bij hem paste. Samen met zijn neef Berend, die muzikaal ondersteunde, ging hij aan het werk. Voor de percussie nam Berend ook nog zijn bandmaat Marijn Caniëls mee.
Het leverde liedjes op die wat te vertellen hebben. De zanger-gitarist boet, door zijn enthousiasme, soms iets in aan de verstaanbaarheid, maar het resultaat is eerlijk en degelijk. Dat is mede te danken aan zijn neef die soms met heerlijk, los pianospel de muzikale spanning opvoert zoals in het intieme Helena van Raspoet.
Het geschilderde zelfportret van Hans van Deelen staat achter op de hoes. Zijn muzikale canon zit er binnenin. Met die keuze heeft de Zaandammer zich echt een beetje bloot gegeven. Hij laat ermee duidelijk horen dat zijn hart op de goede plek zit.